Ik heb in de afgelopen veertig jaar ontelbaar veel sporters geïnterviewd. Grote wereldtoppers als Steffi Graf, Jim Courier, Ben Johnson, Marion Jones, Carl Lewis, Mike Powell, Johan Cruyff, Marco van Basten, Frank Rijkaard, Ruud Gullit, Willy Mtolo, Thomas Muster, Inge de Bruin, Leontien van Moorsel, Hennie Kuiper, Pieter VDH, om er maar eens een paar te noemen. Het waren er vele tientallen.

Interview met PSV- en Oranje-doelman Hans van Breukelen bij zijn afscheidswedstrijd op op 6 oktober 1994
En ook minder bekende sporters. Er waren er die áltijd tijd voor je hadden. Frank en Ronald de Boer bijvoorbeeld. Maar ook Leo Beenhakker, Guus Hiddink, Dick Advocaat, Hans van Breukelen en Arnold Bruggink verstopten zich nooit, ook niet als er eens slecht gespeeld en verloren was. Soms zeiden ze wel eens: “Alsjeblieft, nu even niet!” en dan stonden ze de volgende keer weer voor je klaar. Ik begreep dat wel. Ik heb veel spelers zoals Ronald en Erwin Koeman, Frank de Boer en Fred Rutten eerst als speler en later als trainer geïnterviewd. Ik voelde dat dat mij altijd wel een voorsprong gaf, want er was vanuit het verleden al een wederzijds respect.
Ik heb altijd op het standpunt gestaan dat ik niet populair hoef te zijn bij de sporters. Een prettige relatie is wel handig. Ik laat ze altijd uitpraten, behandel ze met respect in de hoop dat ze dat omgekeerd ook doen. Natuurlijk zijn er wel eens minder plezierige vragen. Maar daar ben ik journalist voor. In een eerdere blog meldde ik al dat skiër Bode Miller eens na een kwartier een einde maakte aan het interview omdat mijn vragen hem niet bevielen. Dat ging over zijn wat flamboyante levenswijze in het wereldje van topskiërs. Ook tennis-goeroe Nick Bolletieri had na een half uurtje geen trek meer in het interview. Hij keek op zijn klok en moest ineens weg.
Precies op het moment dat ik hem kritisch ging ondervragen over de fysieke en mentale belasting van meisjes van elf jaar op zijn tennis-internaat in Florida. Aad de Mos kon wel eens nukkig doen in zijn periode als trainer bij Werder Bremen. Dan had-ie na een nederlaag gewoon geen zin in de pers en ontliep hij je. En ook PSV’ er Ibrahim Afellay wilde na een kritische opmerking over zijn spel niet meer met mij praten. Ach, dat waren momenten. Na een goed gesprek was de kou alweer uit de wereld en bleek het probleem kleiner te zijn dan het groot werd gemaakt. En Ajacied Winston Bogarde wilde tijdens het WK 1998 in Frankrijk uberhaupt niet met de NOS praten en dus ook niet met mij. Maar die brak toen op de training z’n been; dat loste zich dus vanzelf op. Ik vind dat ik als journalist het recht heb om kritisch te ondervragen. Daar kan de geinterviewde dan op reageren, kan het uitleggen, kan het verklaren, kan het ontkrachten. Daar geef ik hem de kans ook voor. Hoor en wederhoor. Heb ik altijd hoog in het vaandel gehad!
Eén man wil echter nóóit meer met mij praten: Willem van Hanegem. Dat heeft te maken met een voorval na afloop van de wedstrijd PSV-Feyenoord op 1 oktober 1995. PSV won die wedstrijd met 3-0 en Willem van Hanegem, destijds trainer van de Rotterdammers, kwam de kleedkamer uit en stak een sigaret op. Ik stond daar in de catacomben samen met Kees Jansma, die hem voor Studio Sport ook wilde interviewen. Ik, netjes: “Trainer, mag ik u zo even voor de radio?” Geen reactie. Ik denk: laat maar even, komt straks wel. Minuut of wat later vraagt Kees het, stopt Willem nog een sigaretje toe een Willem laat zich door Jansma-met-cameraman ondervragen. Toen Kees klaar was probeerde ik het nog eens. “Ik kreeg de volle laag! Of ik bij Sierd de Vos in de klas had gezeten, waarom ik bleef zeuren en drammen en meer dan dat soort onzin kreeg ik over me heen. Ik weer: “Trainer, ik vraag alleen maar normaal of ik u even voor de radio mag interviewen?” Weer een hele tirade van De Kromme. Dat interview heeft nooit meer plaatsgevonden. Van Hanegem werd daags na de nederlaag bij Feyenoord ontslagen. Wat ik even moet uitleggen is dat wij destijds soms niet met een bandrecorder interviewden, maar dat bij zo’n belangrijke wedstrijd op zondagmiddag een NOS-wagen met zender-faciliteiten buiten het stadion stond om interviews rechtstreeks in Langs de Lijn te kunnen uitzenden. Ik liep daar met zender-en-microfoon. Die hele woordenwisseling tussen Van Hanegem en mij is dus van A tot Z in de NOS-wagen opgenomen. En buiten mijn medeweten om nog op diezelfde zondag s-avonds in het NOS-sportprogramma ‘t Hek van de Dam uitgezonden. Daar wist ik overigens zelf niets van, ik hoorde dat maandags pas.
Van Hanegem heeft mij dat altijd aangerekend. Hij zal ongetwijfeld gedacht hebben dat ik daar verantwoordelijk voor ben geweest. Niet dus. Jaren later, als coach van AZ en FC Utrecht heeft hij nooit meer met mij willen praten. “Ze kunnen van Langs de Lijn iedereen sturen, behalve Jansen”, heeft hij bij AZ eens tegen een collega geroepen. Jammer, want ik heb Van Hanegem hoog zitten als voetballer en voetbaltrainer. Jammer ook dat hij met zijn kenmerkende visie op voetbal nooit meer op televisie te zien is: niet meer bij VI, niet meer bij Sport1, niet meer bij FOX, niet meer bij Studio Sport. En aan wie zou dat liggen? Want ik weet ook dat Willem een eigenaardig persoon kan zijn met nukkig gedrag en een hoog rancune-gehalte. Het zij zo. Ik heb ermee leren leven. Hij is de enige in 40 jaar!
(Op 1 april a.s. ben ik 40 jaar journalist. In januari, februari en maart zal ik wekelijks in blog-vorm de nodige anekdotes uit 40 jaar Journalistiek prijsgeven, inclusief foto’s uit den ouden doosch! Soms hilarisch, soms spannend, misschien ook wel onthullend! Volgende week deel 6, ‘Albertville ’92 en de nationale tuthola…’)