Het mooie van hardlopen is dat het mij heerlijk ontspant. Geestelijk dan. Lichamelijk voel ik het best hoor, na een duurloop. Maar ik kan lekker nadenken, relativeren en krijg bij tijd en wijle ook ideeen voor mooie verhalen. Zo schoot tijdens mijn duurloop vanmorgen het idee voor deze blog te binnen.
Toevallig eigenlijk, want mijn iPhone gaf via de app Runkeeper de melding dat ik net onder de 8km per uur liep. En ik realiseerde mij op dat moment dat ik twintig jaar geleden twee keer zo snel liep! Twee keer zo snel, 15/16 km per uur! Het is haast niet voor te stellen! Inderdaad twintig jaar geleden. Maar ook twintig kilo geleden; die sleep ik toch maar mooi met mij mee. En het uitgangspunt is volstrekt anders dan destijds. Twintig jaar geleden was ik aan het trainen voor de hele marathon. Dat betekende strakke trainingsschema’s, lange duurlopen, consequente snelheidstraining op de baan, aangepaste voedingspatroon en vroeg naar bed, zeker in weekenden, dat er voorbereidingswedstrijden waren. Als je persoonlijke besttijden nastreeft en een hele of halve marathon wilt lopen is de training daarvoor voor je omgeving best een a-sociale bezigheid. Ik was vijf, soms zes dagen van de week aan het trainen.
Want trainingen en wedstrijden staan altijd in het teken van de tijd. Wedstrijden werden tevoren uitgerekend: zoveel per kilometer moet leiden tot een eindtijd van zoveel minuten. Daar was ik ook de hele wedstrijd mee bezig: rekenen, bijstellen, harder lopen, langzamer lopen. En na een volgende tussentijd weer rekenen. Ach, je moet wat als je toch aan het hardlopen ben. Met trainingen was het niet anders. 100-tjes, 200-tjes en 400-tjes moesten allemaal in vooraf vastgestelde tijden. En bij lange duurlopen ging Wouter -10/11 jaar- mee op z’n fietsje met het verzoek zijn kilometertellertje strak op 11 of 12 kilometer per uur te houden! Natuurlijk ben ik trots op een aantal persoonlijke records en ik weet dat ik ze nooit meer zal verbeteren! Mijn 37:14 op de 10 kilometer, mijn 1:19 op de halve marathon en mijn 3:05,11 op de hele marathon. Ze staan in de boeken en daar blijven ze staan. Over mijn twee marathons, in 1992 en 1993 allebei in Eindhoven gelopen, heb ik al eens eerder een blog geschreven. De eerste marathon liep ik omdat ik die grens wilde verleggen. Ik wilde weten of ik het kon. De tweede marathon liep ik omdat ik onder de drie uur wilde duiken. Wat dus niet lukte.
Tegenwoordig loop ik niet meer in tijden, ik loop niet meer te rekenen. Het zal mij een worst wezen of ik 7, 8 of 9 kilometer per uur loop. Lopen is voor mij vooral genieten. Genieten van overstekende konijnen als ik zondagsmorgens vroeg in de motregen door Genneper Parken loop. Of zoals vandaag over het fietspad langs de Dommel op de TU-campus, lekker met m’n kop in een waterig zonnetje. Ik prijs mij gelukkig dat ik nog steeds kn hardlopen, omdat het kraakbeengehalte in mijn knieen niet meer zo hoog is. Ik probeer zo goed als kwaad twee keer per week te gaan. Meestal lukt dat wel. Door goed naar mijn lichaam te luisteren hoop ik de blessures de baas te blijven. Niks geen strakke schema’s meer. Niks moeten trainen. Lopen is niet langer een verplichting, maar een middel om lekker fit te blijven, m’n gewicht onder controle te houden en de kop leeg te maken. En een goeie conditie te hebben om lekker te kunnen leven. Niks meer en niks minder.