Nee, er is aan mij geen groot voetbaltalent verloren gegaan. Ik was wel fanatiek, maar ik had echt geen talent. Ik kon geen bal 20 keer hoog houden, ik had geen vlammende passeerbeweging. Maar ik was wel snel, dat wel. En was daarom de schrik van menig rechtsback, die ik met mijn snelheid als linksbuiten m’n hielen liet zien om vervolgens een voorzet te geven. Die er af en toe ook nog eens per ongeluk in waaide. Ook dat. Maar verder was ik een zeer middelmatige voetballer. En áls ik dan een keer een goal maakte, was dat er een die iederéén gemaakt zou hebben.
Toen wij in 1966 verhuisden naar de Haagse nieuwbouwwijk Mariahoeve was daar voetbalvereniging OSC. Van oorsprong was dat een Voorburgse club, een fusieclub voortgekomen uit de clubs Oosterboys en S.V.T. Zo ontstond OSC, Oosterboys SVT Combinatie. Omdat de nieuwbouwwijk Mariahoeve sociaal gezien dringend behoefte had aan een voetbalclub en OSC in Voorburg min of meer overbodig was, zorgde de gemeente Den Haag voor twee velden aan de Vlamenburg, temidden van alle nieuwbouwflats. En daar nestelde OSC zich en werd ik in 1967 als 15-jarig jongetje lid van OSC: gele shirts, blauwe broeken en blauwe kousen. Ik vond het geweldig! De héle week leefde ik toe naar die ene competitiewedstrijd op zaterdag. Ik zat op de MULO en in mijn klas zat ook ene Dickie. Een jongen met een Molukse achtergrond. Hij speelde in hetzelfde team als ik en iedere dag hadden we het op school over de wedstrijd van de zaterdag die komen ging. Mán, wat waren we fanatiek. Maar eenmaal op het veld viel het allemaal toch nog wel wat tegen. Want we waren gewoon niet zulke goeie voetballers. Ik heb er een fijne tijd gehad, daar bij OSC. Van ons huis was het 10 minuten op de fiets. Ik woonde op de Saffierhorst. De Vlamenburg was niet echt ver weg.
In 1969 verhuisden wij naar Wassenaar. Voetbal had mij ondanks een gebrek aan talent te pakken en dus meldde ik mij aan bij Blauw Zwart, de destijds trotse hoofdklasser uit Wassenaar. Ook daar was ik een leuke voetballer, maar niet meer dan dat. Ik schopte het geloof ik tot de B2. Ik weet er niet zoveel meer van. Wel dat wij mijn laatste wedstrijd, vlak voordat wij in 1973 verhuisden naar Mook bij Nijmegen, in een thuiswedstrijd met Blauw Zwart wonnen. Van wie weet ik niet meer, maar we wonnen met 2-0. En ik maakte ze allebei! Twee van die lullige intikkertjes. Maar ja, ook dát is en kwaliteit, toch? Apetrots was ik, want mijn vader was erbij.
Na mijn verhuizing naar Mook werd ik lid van Eendracht, de lokale voetbalclub. Wat een boerenkoolvelden waren dat, zeg. Ik heb daar nooit een fijn gevoel bij gehad en haakte na wat proeftrainingen al snel af.
Later bleek dat ik toch meer voor duursporten in de wieg ben gelegd. Ik heb tennis gespeeld, heb gevolleybald, maar hardlopen, schaatsen en fietsen waren toch veruit favoriet. Laat mij maar een hele of halve marathon lopen. Of een middag schaatsen op de Loosdrechtse Plassen. Of tegen de 100 km fietsen. Daar doe je mij meer plezier mee dan een passeerbeweging tegenover een rechtsback, waarvan ik bij voorbaat weet dat-ie toch op niets uitloopt. Ik heb nog wel eens een wedstrijdje in een journalistenelftal gespeeld. Tegen Helmond Sport afgedroogd worden met 11-0. Of tegen de technische staf van PSV alle hoeken van het veld zien. Los van de gezelligheid word je daar ook niet vrolijk van.
Misschien heeft het feit dat ik als voetballer nooit kon doorbreken er wel toe geleid dat ik later voetbalverslaggever ben geworden. Ik heb het allemaal zo van dichtbij meegemaakt, dat ik het precies voelde toen die linksbuiten met een snelle passeerbeweging de rechtsback liet staan en uit een voorzet de winnende goal liet maken. Waarmee ik bedoel: ergens heeft het zo moeten zijn. Mijn talenten lagen blijkbaar op een ander vlak. 😉
Geef een reactie