Het beklimmen van de Col de L’Iseran vorig jaar zomer in Val d’Isere smaakte naar meer. En ik besloot de lat dit jaar maar eens extra hoog te leggen: de 2760 meter hoge Stelvio in Noord-Italie. Ik ben daar een jaar of 20 geleden al eens met de auto geweest voor een zomerski-reportage voor Ski Magazine. En dit jaar moest het dus maar eens met de racefiets gebeuren. ‘Doe eens gek!’

De voorbereiding was in tegenstelling tot vorig jaar prima: ik heb veel getraind in de Groesbeekse en Berg en Dalse heuveltjes, de Zuid-Limburgse heuvels en voldoende blessurevrije kilometers gemaakt. En, als laatste voorbereiding drie dagen eerder in Frankrijk samen met schoonzoon Marc ook nog de Col de Porte beklommen, de 1326 hoge berg in de Dauphiné, waar Primoz Roglic in 2020 de tweede etappe van de Dauphiné won. Een serieuze klim dus. En die was stevig, maar ging op zich heel erg goed. Dat was op vrijdag.
Op zaterdag vertrok ik vanuit Les Abrets in de Dauphiné naar Bormio in Noord-Italie. Ik had daar een hotelletje geboekt aan de voet van de klim. Bormio is een voor Italianen belangrijk wintersportoord en doet in 2026 mee als alpineskilocatie bij de Olympische Winterspelen in Milaan en Cortina d’Ampezzo.
Ik zou de Stelvio, afhankelijk van de weersomstandigheden, op maandag of dinsdag doen. Maandag bleek het weer wat onbestendig, dus de keuze viel al snel op de dinsdag. En dat was een goeie keuze. De nacht was onrustig. Veel wakker, weinig slaap. Ik heb daar altijd last van als er spannende dingen te gebeuren staan. Van nature ben ik iemand met best veel zelfvertrouwen, maar om een of andere reden was er ook best wat twijfel. Was de Stelvio niet te hoog gegrepen? Het was meteen vanaf mijn hotel in Bormio klimmen geblazen. Geen kans om even lekker een paar kilometer warm te draaien. Hoe zou dat gaan? En dat laatste stuk met een klim van meer dan 10 procent? Zou ik dat dan nog kunnen?
Dinsdagochtend, acht uur. Prima weer, onbewolkt en zo’n 16 graden. Na ‘n lekkere douche en een fruit- en joghurtontbijt in m’n hotel stap ik op de fiets, op naar de top van de Stelvio, een rit van precies 21,5 kilometer. Van 1225 meter naar 2760 meter. Twee bidonnetjes gevuld met Isostar, bandjes op 6 bar, voor de zekerheid windjack en armstukken in m’n achterzakken. En natuurlijk m’n Oranje tenue aan, want Italianen mogen best weten dat ik uit Nederland kom en dat ik daar trots op ben. “Here we go!” roep ik bij het verlaten van de parkeerplaats van het hotel. En meteen was het vijf, zes procent klimmen. Ik doe het rustig aan om toch eerst een beetje warm te draaien. En, ik moet toegeven, het eerste stuk ging onverwacht best lekker. Sterker nog: het ging eigenlijk best lekker tot de koffiestop halverwege, bij 11 kilometer . Ik fiets al snel op m’n binnenblad en achter op m’n 32’er: dat was prima te doen.
Na de koffiestop was het een lang lint van haarspeldbochten, 35 ‘tornante’s’ in totaal, naar de top van de Stelvio-pass. En de laatste vier kilometer waren ècht een hel. Nog nooit had ik zulke ontploffende bovenbenen, stokkende adem en een hartslag van tegen de 160. Als het qua conditie niet meer gaat, schakel ik meestal over op karakter, maar zelf dát was op dat moment zo goed als op. De laatste kilometers gingen op het tandvlees in een bijna wandeltempo.
Hoeveel keer in mijzelf wel niet heb afgevraagd waar ik aan was begonnen (“Waarom dóe je dit in godsnaam! Ga lekker op een handdoekje met een wijntje op een strand liggen!”), hoevaak ik niet heb gekeken naar het geluksarmbandje, dat mijn kleinzoon Julian mij had meegegeven. En, ja ik heb gedacht om te stoppen en om te draaien. Maar dat heb ik niet gedaan. Want ik wist ook dat het euforische gevoel van het halen van de top van de Stelvio vele malen lekkerder zou voelen dan al die shit van de zware kilometers daar voor.

Ik praat er achteraf gemakkelijk over, maar deze klim was vele malen zwaarder dan de Col de L’Iseran vorig jaar zomer. En tóch ga ik het volgend jaar weer doen, een mooie col beklimmen! De keuze is voor 2023 gevallen op de 2450 meter hoge Port d’Envalira in Andorra, op de grens van Frankrijk en Spanje in de Pyreneeën. Je kunt die van drie kanten beklimmen. Ik ga nog even uitvogelen welke klim voor mij het beste (lees: gemakkelijkste) is. Voorlopig laat ik de racefiets echter even een week of anderhalf staan: even het oude lijf een beetje laten herstellen. Want dat heeft wel een tikkie gehad!
Geef een reactie